Waterbeheersing

Droge voeten

Sinds mensenheugenis spannen de bewoners van oostelijk Groningen zich in om "droge voeten te houden", dat wil zeggen, overtollig regenwater af te voeren naar de Eems. "De Boog van Ziel", de 2e sluis, gemaal Cremer en gemaal Rozema zijn hierbij belangrijke mijlpalen.

Bekijk ook de YouTubevideo die wij hierover hebben gemaakt.

de eerste sluizen

1000 - 1600: Eerste sluis
Rond duizend jaar geleden werden in ons gebied zeedijken aangelegd, die het land beschermden tegen aanvallen van de zee. Op de plaatsen waar rivieren in zee uitmondden, werden sluizen gebouwd. Tijdens de vloed waren de sluizen gesloten en rond laagwater werden ze geopend om het overtollige binnenwater naar zee te lozen.

Boog van Ziel

Boog van Ziel - Museumgemaal Cremer Termuntenzijl

1600 - Termunterzijldiep en `Boog van Ziel`
De afwatering bleek echter onvoldoende en daarom werd circa 400 jaar geleden een nieuw kanaal gegraven, het Termunterzijldiep. Een nieuwe sluis, de huidige `Boog van Ziel`, vormde anno 1725 de scheiding tussen zoet en zout water.

Wat staat er op De Boog?

De Nieuwe Sluis

1870 - Aftakking met tweede sluis
Na verloop van tijd bleek de capaciteit van `Het Ziel` echter onvoldoende. Men besloot het Termunterzijldiep buiten het dorp af te takken en aan te sluiten op een nieuwe, tweede sluis. Het werk werd in 1870 opgeleverd: de Nieuwe Sluis.

Gemaal Cremer

Gemaal Cremer - Museumgemaal Cremer Termuntenzijl

1930 - Gemaal Cremer
Rond 1930 bereikt de capaciteit van de beide sluizen haar maximum. Het waterschap besloot nu een gemaal te bouwen dat dag en nacht, ongeacht de getijden buiten de dijk, water naar zee kon pompen. Het gemaal kreeg de naam Cremer.

Gemaal Rozema

2000 - Gemaal Rozema
Het Groningse fenomeen `bodemdaling door aardgaswinning` maakte een forse toename van pompcapaciteit nodig. Het waterschap besloot in Termunterzijl een geheel nieuw gemaal te bouwen, het gemaal Rozema.

Boezemkanalen Oldambt

Boezemkanalen Oldambt - Museumgemaal Cremer Termuntenzijl

Het Oldambt boezemgebied dat door gemaal Rozema wordt en vroeger door gemaal Cremer werd bediend is 19.000 hectare groot. De boezemkanalen, waarop de polders uitwateren:
Termunterzijldiep: 16,8 km
Meedenerdiep: 1,8 km
Opdiep: 1,0 km
Buiten Nieuwediep: 5,9 km
Hondhalstermeer
Nieuwe Kanaal: 8,5 km
Verbindingskanaal: 1,8 km

Het streefpeil voor dit gebied:
-136 cm t.o.v. N.A.P

Zie ook de kaart watersysteem Oldambt.

bron: Waterschap Hunze en Aa's

Waterhuishouding

Waterhuishouding - Museumgemaal Cremer Termuntenzijl

`Land van mist en regen` noemde de Romeinse geschiedschrijver Plinius de kust van noordoost Groningen, toen hij meereizend op een oorlogsexpeditie de lage landen aan de zee bezocht. Hij omschreef de bewoners als een ongelukkig volk dat leeft van rauwe vis en water. Men twijfelt of de bodem tot de aarde dan wel tot de zee behoort.

Plinius: "De armzaligste schepsels ter wereld, die op kunstmatige heuvels (wierden) wonen, door hen zelf hoog opgeworpen. Op die heuvels hebben ze hutten gebouwd. Ze huizen daarin als in schepen, wanneer het land er omheen onderloopt. Wijkt het water, dan lijken ze wel schipbreukelingen."

Van al deze ellende moesten de Romeinen niets hebben en dachten: Wegwezen.

De monniken waren een stuk moediger, ze bouwden kloosters en wierpen dijkjes op, ze groeven sloten ter afvoering van het overtollige water. Door deze werkwijze bevorderden ze de bodemdaling in Oost Groningen. Ze legden het ene na het andere stuk land droog. Maar de bodem daalde zo erg dat de Dollarddijken wel moesten doorbreken.

Er woonden in die tijd maar weinig mensen in het Oldambt. Veel overstromingen, moerassig land. Toch bleven de mensen na iedere ramp weer terugkomen. De kloosterlingen werkten vlijtig verder, ze kregen de bouw van sluizen onder de knie.

In de tussentijd hadden boeren en dijkbestuurders de taak van de kloosterlingen overgenomen. De belangen waren zo groot dat er regelmatig strijd was. Vaak is het zo, en zo ook nu, dat een grote ramp de mensen tot inkeer moest brengen. De tweede Cosmas en Damianusvloed van 1509 was zo’n ramp.

In 1545 kwam de dijk tussen Scheemda-’t Waar-Nieuwolda en Termunten tot stand, langs deze dijk is in 1601 het Termunterzijldiep gegraven. Het Termunterzijldiep werd het afwateringskanaal voor Oost-Groningen.

Op 25 november 1601 richten notabelen en belanghebbenden het Termunterzijlvest op. Het Termunterzijlvest diende toe te zien op de dijken en de waterhuishouding van het Oldambt.

Veel onderling gekrakeel
Graaf Floris de V was dit zat en benoemde een dijkgraaf. Die bestuurde de waterschappen als voorzitter. Deze dijkgraaf was de absolute macht. (Spade steken ed).
In 1713 sloeg de veepest toe in Oost Groningen, in 1745 en 1770 was dit zo erg dat hele stallen uitstierven. Veeteelt bleek niet meer mogelijk. Als laatste redmiddel scheurden de boeren hun land (dit stond gelijk aan heiligschennis). Meteen ontstond een totaal ander landschap: akkerland. Ogenblikkelijk diende zich toen een ander probleem aan namelijk: waterbeheersing. Er moest afwatering komen, sloten zorgden er vroeger voor dat het overtollige water richting Dollard stroomde. Voor de rest liet men het water over de akkers lopen. 's Winters leken grote delen van het Oldambt op een grote binnenzee.

Akkerland moet droger zijn. Dit kon alleen worden bereikt middels bemaling. Windmolens moesten dit doen. Door gebrek aan regelgeving stond het een ieder vrij een windmolen te bouwen. Er werden zogenaamde `molenkolonies` gevormd. Deze zorgden ervoor dat zo grote stukken land droog werden gehouden. Het Termunterzijlvest had hierover feitelijk niets te zeggen. Het waterschap moest alleen de kanalen onderhouden.

Bij wet was het waterschap niet erkend, dit gebeurde pas bij de grondwetsherziening van 1848. Ook toen kregen de molenkolonies rechtspersoonlijkheid. Het werden aparte, kleine waterschappen.

Omstreeks 1850 waren er in het Oldambt 32 windmolens. Deze molens werkten met vijzels (Archimedes principe).
Wie geen windmolen had verzoop soms letterlijk. Hij kreeg het overtollige water van een ander over z’n land.

Er hebben uiteindelijk 39 windmolens gestaan in 39 waterschappen en schapjes (het kleinste; Koediep bij Midwolda was 13 bunder groot en had drie belanghebbenden.) Van die 39 molens zijn er nu nog drie over.

Na 1878 namen de gemalen de taak van de molens over. Dit waren stoomgemalen. De eerste stond er in 1878 (Westerse Molenpolder bij Nieuw Scheemda). Al snel bleek dat de bestaande gemalen het niet meer aan konden, het boezem van de in het in 1863 opgerichte waterschap Oldambt was te klein.

In 1889 werd besloten een stoomgemaal te bouwen in Nieuwolda. In 1892 bouwde de architect P.G. Cremer het stoomgemaal in Nieuwolda (voor 6989 gulden).

Al deze gemalen loosden op het Termunterzijldiep en de ene sluis kon al het water niet meer verwerken en zodoende werd er in 1870 een nieuwe sluis gebouwd. Alras bleek dat ook deze beide sluizen het water niet meer aan konden. Het waterschap Oldambt besloot dan ook om op Termunterzijl een zeegemaal te bouwen. Dit gemaal, genaamd Cremer, was in 1931 gereed.

In tegenstelling tot vele andere gemalen werd dit gemaal aangedreven door twee dieselmotoren, in 1958 uitgebreid met een derde pomp en motor zodat de capaciteit van het gemaal 1500 m3 water per minuut bedroeg.

Aan het einde van de vorige eeuw werd opnieuw duidelijk dat de lozingscapaciteit te klein was. Ook het feit dat gemaal Cremer niet altijd rechtstreeks kon lozen op de Eems, dit vanwege de bouw van een Stormvloedkering voor de haven van Termunterzijl, en het feit dat de bodem door de aardgaswinning en de zeespiegelrijzing door klimaatverandering daalden, leidden tot het besluit een zgn. Combiegemaal te bouwen bij Termunterzijl, en een verbindingskanaal tussen het Eemskanaal en het Termunterzijldiep aan te leggen. Dit nieuwe gemaal (Rozema) kan bijna te allen tijde lozen op de Eems.

Deze website werkt het beste als u de cookies voor social media en statistieken accepteert.